https://ez.plumbing/ matcha green tea powder amazon

Dood van de hipster

Ze dragen petjes, baarden en snorren, scheefgeknipte pony’s, skinny jeans, sjaals en designerbrillen, en nu is er een boek over ze geschreven: de hipsters zijn een cultureel fenomeen geworden.

Als een donkere wolk hangen ze boven de clubs, restaurants en theaters van de grote stad: de hipsters met hun skinny jeans en hun fixed gear racefietsen (racefietsen zonder rem). Niemand zal van zichzelf zeggen dat-ie een hipster is, of uit een hipster-omgeving komt, maar we weten zeker dat ze er zijn en dat ze gekomen zijn om elk feest te verpesten. Ze zijn geen artiesten maar designers, ze maken geen foto’s maar snapshots met hun iPhones, ze produceren geen goede literatuur maar weten wel alles van mooie lettertypes, ze maken niet zelf muziek maar schrijven albumrecensies op hun blogs. Hipsters zijn geen avant-garde, ze zijn een gemeenschap van early adopters.

Het zojuist verschenen boek Hipster, een ‘sociologisch onderzoek naar rebellerende consumenten, modefreaks, trendsetters en iedereen die zich verzet tegen luiheid en cynisme’, keert het begrip hipster binnenstebuiten. Hoe definieer je een hipster? Waar komt de hipster vandaan? Wat betekent de hipster voor de maatschappelijke tegenstellingen?

Mijn vrienden en ik mogen graag klagen over hipsters, vooral op feestjes die tegenvallen, maar we gaan nooit over tot echte analyse. En dat terwijl de hipsters in Nederland ook goed vertegenwoordigd zijn, met hun skinny jeans en hoedjes.

White negroes

Ongeveer honderd mensen komen in het voorjaar van 2010 op uitnodiging van het tijdschrift n+1 naar de New School in New York. Onder hen vooral journalisten en een aantal wetenschappers. De discussie vliegt heen en weer tussen de sociale ongelijkheden in de buitenwijken van Lima, de schrijvers Norman Mailer en Franz Kafka, de kledingwinkels van American Apparel, de regisseur Wes Anderson, de Amerikaanse muziekrecensiewebsite Pitchfork en de Sloveense filosoof Slavoj Zizek. Na afloop van het symposium wordt de discussie letterlijk uitgeschreven, aangevuld met enkele reacties en essays en als boek gepubliceerd. Het is makkelijk om af te geven op een boek over populaire cultuur, maar de jonge schrijvers van het tijdschrift n+1 nemen de populaire cultuur uiterst serieus, met als resultaat een weliswaar typisch Amerikaanse maar zeer geslaagde studie naar het fenomeen hipster, met zelfs enkele inzichten over de Nederlandse variant.

De discussie in de New School begint met een column van de hoofdredacteur van n+1, Mark Greif, waarin hij meerdere malen verwijst naar het in 1957 verschenen essay The White Negro: Superficial Reflections on the Hipster van de Amerikaanse schrijver Norman Mailer. Deze beschrijft daarin een grote groep blanke jongeren die in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw de zwarte cultuur uit de Verenigde Staten over begon te nemen. Vooral blanke mannen gingen ineens massaal naar jazz luisteren, namen het zwarte jargon over en gingen zich hetzelfde kleden als zwarten. Volgens Mailer bestond er bij een bepaalde welvarende, blanke klasse het verlangen zich los te maken van het keurige blank-zijn en zich over te geven aan de aantrekkelijke exotische energie, wellust en gewelddadigheid van de zwarte Amerikaan. Hip werd het tegenovergestelde van square. Als je square was, dan conformeerde je je aan de blanke cultuur. De hipsters rebelleerden en kozen voor de zwarte cultuur. De hippe white negroes werden omgedoopt tot hipsters.

In de jaren zestig dook een generatie jongeren op die dansten en drugs gebruikten, maar volgens de hipsters niets wisten van jazz en politiek. Zij werden kleine hipsters genoemd, of hippies. Later zou de term hippie omarmd worden door een grote en diverse groep mensen en misschien nog wel een grotere rol gaan spelen dan de hipster, zeker in Europa. Als je nu een hippiefeest zou organiseren, weet iedereen wat je ongeveer kan verwachten, maar het wordt een stuk lastiger als je een hipsterfeest organiseert. Maar: misschien juist omdat de hipsters van Norman Mailer niet zo bekend zijn in Nederland, is het nu makkelijker om het woord opnieuw invulling te geven.

Blanke Nederlanders

Nu, vijftig jaar na het verschijnen van het essay van Norman Mailer, groeit onder autochtone Nederlandse jongeren de belangstelling voor die andere typisch zwarte muziek: de hiphop, voor de duidelijkheid omgedoopt tot nederhop. Op goed bezochte Nederlandse muziekfestivals als Lowlands en Pinkpop staan nederhop-groepen als De Jeugd van Tegenwoordig, Opgezwolle en The Opposites voor volle zalen. In het publiek staan vooral autochtone jongeren die door hun leeftijdsgenoten hipsters worden genoemd, met hun petjes, baarden en snorren, scheefgeknipte pony’s, skinny jeans, sjaals en designerbrillen. Het zijn precies deze kenmerken die ook in het panel van n+1 genoemd worden als voorbeelden van hipster-esthetiek.

Boven: een hipster thuis, onder: feestje ‘The Lost Boys’ in een gekraakte sauna in de Amsterdamse Kerkstraat.

In de jaren dertig en veertig had de zwarte onderklasse van de Verenigde Staten het gevoel dat ze onderdrukt werd door de blanke bovenklasse, zo beschrijft Norman Mailer. Terwijl de welvaart groeide, werd het verschil tussen arm en rijk groter. Het idee heerste dat er machtsstructuren waren in de Verenigde Staten waar de donkere Amerikaan geen invloed op kon uitoefenen waardoor hij altijd buitengesloten bleef. De oplossing was om een eigen cultuur te ontwikkelen, met eigen muziek en een eigen taal. Een cultureel bastion voor de onderdrukte Amerikaan. De hipster, zelf afkomstig uit de dominante blanke bovenklasse, is de indringer in de cultuur van de donkere onderklasse.

Net als in de jaren dertig en veertig groeide ook in de jaren negentig de welvaart in de Verenigde Staten enorm, terwijl de verschillen tussen arm en rijk onverminderd toenamen. En er ontstond voor de tweede keer in de geschiedenis van de twintigste eeuw een hipster-subcultuur. Ook in Nederland staan nu honderden blanke jongeren bij hiphopconcerten, die eerst vooral populair waren onder allochtonen.

Ook in Lima

Iedereen die opgroeit, komt vroeg of laat voor vragen te staan als: wat is mijn plaats in de wereld? Hoe bouw ik een bestaan op, los van mijn ouders en mijn oude middelbare school? Voor jongeren uit de grote steden geldt misschien ook: hoe verover ik een plaats in competitieve, welvarende steden als Amsterdam en Rotterdam? Een manier om je identiteit daarin te vinden, is je onderscheiden met trivialiteiten als favoriete films, muziek en kleding.

Waar de hippies zich verbonden voelden doordat ze allemaal kunst maakten, verbinden de hipsters zich door hun specifieke consumptiegedrag, wordt in Hipster geopperd. Hipsters maken zelf geen kunst, maar ze maken een kunstwerk van alle boeken die ze lezen, de muziek waar ze naar luisteren en de kleren die ze dragen. De hipster van het afgelopen decennium beperkt zich niet tot het overnemen van zwarte cultuur. Hij onderscheidt zich van de rest door naar alternatieve films uit Scandinavië te kijken of kleding te kopen bij een tweedehands winkel. Hij rebelleert tegen de rest door naar kunstvormen te zoeken die buiten de mainstream vallen. In de jaren veertig was dat jazz, nu is dat misschien nederhop, of snorgroei en kleding die we tot voor kort associeerden met de lelijkheid van de jaren tachtig.

Door de opkomst van sociale media, blogs, online-winkels en digitale tijdschriften is het veel gemakkelijker geworden om andere spullen te kopen dan de rest en dat bovendien uit te dragen. Grote groepen jonge stedelingen hebben zo toegang gekregen tot onbekende bandjes en nieuwe literatuur. En wanneer iedereen alternatief is, wordt alternatief mainstream en is de hipster overleden, zo lijkt de conclusie van het panel.

In het panel in New York zat ook Jace Clayton, van wie steeds gezegd wordt dat hij beter bekend is onder de naam DJ/Rupture. Als hij in Peru is voor een optreden, valt hem op dat ook in de hoofdstad Lima sprake is van een hipster-subcultuur. Dat grote westerse steden als Parijs, Londen en ook Amsterdam de ogen gericht hebben op de Verenigde Staten, vindt Clayton niet zo verrassend, maar hij constateert dat er zelfs Limeño-hipsters zijn ontstaan, met de gebruikelijke hipsterkenmerken. Het sterkt hem in de overtuiging dat digitale media de hipster-subcultuur naar het buitenland geëxporteerd hebben.

Maar dat past niet zomaar in het grote verhaal dat n+1 wil vertellen. De hipsters die Clayton gezien heeft in Lima, maken geen onderdeel uit van een verveelde autochtone bovenklasse. Er is in Lima geen heel nieuwe cultuur ontstaan doordat een groep zich onderdrukt voelt. Dat de jongeren de Amerikaanse mode overnemen maakt ze nog geen hipsters. Of zoals Mark Greif zegt: ‘Dat iemand eruitziet als een hipster, ruikt als een hipster en loopt als een hipster, dat maakt hem nog geen hipster.’

‘Fairtrade!’

Niemand zal zichzelf in Nederland een hipster noemen. Het woord is hier zo besmet dat je ook je vrienden niet zo noemt. De hipster is altijd de onbekende, vaak wat vreemd geklede jongere die ineens op je favoriete feest verschijnt. De website Look at this fucking hipster (latfh.com) verzamelt plaatjes en filmpjes uit de dagelijkse media waarin ineens hipsters voorbij komen lopen. Gefotografeerde mannen met baarden, meisjes met gekleurde kniekousen, en getatoeëerde jongeren op hun fixies worden verzameld en belachelijk gemaakt. Het automerk Honda publiceerde vorige zomer ook een reclame waarin zo veel mogelijk hipsters in een kleine Honda werden gestopt, om vervolgens gefotografeerd te worden terwijl ze hard ‘Fairtrade!’ roepen in plaats van ‘Cheese!’ En het Engelse filmpje Being a Dickhead’s Cool beschrijft de Oost-Londense twintiger die zich kleedt met een bril zonder sterkte en overal foto’s van maakt met de iPhone app die ze op polaroids doet lijken.

Een ‘Ed Banger-avond’ in de Melkweg, waar altijd veel hipsters komen.

 

In de reacties op het boek zit ook een lichte irritatie. Op blogs over het boek klaagt men over de hippe jongeren uit New York die praten over hippe jongeren. Hoe kan de hipster nu dood zijn, terwijl het tegelijk een mondiaal fenomeen is geworden en op internet telkens zoveel aandacht krijgt? De discussie van n+1, die zo breed opgezet is dat het welhaast lijkt alsof de hipster de hele culturele geschiedenis van de twintigste eeuw verklaart, geeft daar geen antwoord op. Eigenlijk verklaart n+1 de hipster dood juist op het moment dat het niet gek zou zijn als het woord net als hippie wordt opgenomen in het woordenboek.

De hipster is misschien vooral dood als sociaal fenomeen en verworden tot een modebeeld. Jongeren proberen er niets meer mee te zeggen en zijn de invloed van de rassenkwestie die Norman Mailer beschrijft helemaal kwijt. ‘People called Hipsters just happened to be young, and, more often than not, funny-looking,’ zoals een van de panelleden uiteindelijk beschrijft. Maar wat Amerikanen beter kunnen dan Nederlanders, zoals ze bewijzen met Hipster, is op zoek gaan naar de oorsprong van populaire cultuur en er betekenis aan geven, zonder de jongeren met de skinny jeans alleen maar af te doen als jeugdige extravaganza.

Dit alles roept natuurlijk ook de vraag op naar wat de toekomst brengt voor de hipster. Welnu, aangezien het fenomeen is doodverklaard door een panel specialisten, staat de volgende variant te wachten om zijn intrede te maken: de Pol-lit, te weten een hipster met een obsessieve interesse voor politiek, literatuur en de academische wereld.

Ik ben benieuwd in welke sociale onderklasse die ontstaan is. Een ernstige studie zal dat moeten uitwijzen. Misschien tijd voor een Nederlands panel?

n+1, ‘Hipster, een sociologisch onderzoek naar rebellerende consumenten, modefreaks, trendsetters en iedereen die zich verzet tegen luiheid en cynisme’, Lebowski, 191 blz., €12,50

Foto’s: Boris Postma

---

Tags:
, , ,

Gepubliceerd op: 1 juni 2011


Reacties niet toegestaan.

© 2012 Tim de Gier • Gedreven door WordPressContact • Hosting door OxilionTypekit colofon • Etc
https://ez.plumbing/